Een aantal jaar geleden werd mijn fascinatie voor autisme gewekt door Ronan, het oppaskind van mijn vriendin. Ronan is een bijzonder kind, want voor zijn leeftijd (5) was hij toen al bijzonder intelligent en had hij afwijkende interesses van ‘normale’ jongetjes. Zo wist hij alles over dinosaurussen. Hij kon de meest complexe namen - waar ik over de eerste lettergreep al struikelde - foutloos uitspreken. Zijn moeder legde mij uit dat hij autisme heeft. Een aandoening in de hersenen die maakt dat mensen kwetsbaar zijn op vlakken als sociale interactie, communicatie, flexibiliteit in denken en handelen en het filteren en integreren van informatie. In deze corona crisistijd hebben mensen met autisme het ontzettend lastig. Hun ritme valt weg, ze missen structuur en worden onrustig. Vorig jaar heb ik een scriptie geschreven over communicatie en autisme. Hoe zorgen we dat ook mensen met autisme wat meer rust vinden in deze tijd? Heldere communicatie helpt.
Communicatie met autisme in de corona crisistijd
Autisme vraagt om duidelijkheid
Voor mijn onderzoek maakte ik gebruik van de communicatiemethode ‘Geef me de 5’ van Colette de Bruin. Een methode die ons helpt verstaan wat autisme is, en mensen met autisme helpt duiden wat er door ons gezegd en bedoeld wordt.
Autisme is een neurologische aandoening. Grofweg zijn de neuronenpaden (die ons informatie helpen verwerken) bij mensen met autisme anders ingericht. Illustratief ziet het er als volgt uit: de meeste mensen zijn de neuronenpaden ingericht als de wegen in de stad New York (gestructureerd) en bij mensen met autisme als de ringweg A10 rond Amsterdam (chaotisch). Dat zorgt ervoor dat het verwerken van informatie ontzettend lastig is, want neem een keer een verkeerde afslag en je eindigt aan de verkeerde kant van de stad. Iemand met autisme is gebaat bij het krijgen van gestructureerde informatie die om niet al te veel duiding vraagt. Leef je in in je gesprekspartner, maak een duidelijk punt en neem geen onverwachtse afslagen.
Het onderzoek
In de methode die ik heb gehanteerd voor mijn onderzoek staan de journalistieke principes centraal: de 5 W’s en de H (wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe). Deze principes gebruiken we ook veel in onze dagelijkse communicatie. Mensen met autisme hebben moeite met de W van Waarom. Waar de andere W’s en de H gebaseerd zijn op feitelijke informatie is de ‘waarom’ subjectiever. Het antwoord op de vraag ‘waarom?’ bevat vaak informatie die onduidelijker is of minder relevant. Deze informatie kan iemand met autisme niet verbinden, waardoor hij verkeerde afslagen neemt in zijn neuronennetwerk.
Mijn onderzoek bestond uit een werksimulatie. Deelnemers – met en zonder autisme - werd gevraagd een HR-casus op te lossen. In de casus namen deelnemers de rol van human resource manager van een fictieve organisatie aan. Ze kregen een personeel casus voorgelegd. De deelnemersgroepen werden vervolgens weer in half gedeeld: de ene helft van de deelnemers kreeg de casus voorgelegd met informatie die ze zelf moesten interpreteren (de 'waarom') en voor de andere helft van de deelnemers werd deze informatie weggelaten of waar mogelijk feitelijk gemaakt. Dit resulteerde in een 2 bij 2 matrix, waardoor mensen met en zonder autisme vergeleken konden worden en de communicatiemethode afgezet kon worden tegenover onze dagelijkse communicatie. Voor de casus bestond er geen foutief antwoord. Deelnemers werden beoordeeld op de kwaliteit van hun antwoord, analytisch vermogen, planningsvermogen en flexibiliteit.
De communicatiemethode van Colette was de sleutel in mijn onderzoek, want wat bleek? Mensen met autisme begrepen de feitelijke casus beter – de Geef me de 5 methode – dan de casus met subjectieve informatie, omdat de feitelijke casus hen beter door hun neuronennetwerk begeleidde. Het zorgde ervoor dat zij minder moeite hoefden te doen de cases te begrijpen. Vice versa begrepen mensen zonder autisme de interpreteerbare casus beter. Echter, de verschillende communicatie varianten bleken geen invloed te hebben op de uiteindelijke werkprestaties: mensen met autisme presteerden op alle analysegebieden nagenoeg gelijk aan mensen zonder autisme. Enigszins verrassend, want in het dagelijks leven vindt nog geen 50% van de mensen met autisme geschikt, betaald werk.
Mensen met autisme zijn dus meer gebaat bij feitelijke informatie, waar mensen zonder autisme meer gebaat zijn bij informatie dat open staat voor interpretatie. Dit betekent dus dat we communicatie op maat zouden moeten aanbieden voor beide groepen.
Wil je verder weten? Ik stuur je graag mijn scriptie. Bel of mail me.